In 1857 werd de eerste geluidsopname gemaakt door Édouard-Léon Scott de Martinville, met zijn uitvinding 'de phonautograph'. Helaas had hij geen apparaat tot zijn beschikking om het mee af te spelen¹. Er moest dus worden gezocht naar een oplossing. In 1877 ontdekt Thomas Alva Edison, nadat hij een 'dictafoon'² voor zichzelf heeft laten bouwen om geluid op te nemen, dat hij dit geluid met hetzelfde apparaat opnieuw kan afspelen. De speelsnelheid wordt bepaald door het draaien aan een hendel. Helaas is de opname maar een keer te beluisteren. Zijn patent werd aangepast door Charles Summer Tainter in 1890. Nu werd er carnaubawas³ gebruikt om de groeven in te maken. De muziek werd afgespeeld door een stalen naald en het geluid versterkt door een grote hoorn. Edison hernoemt zijn apparaat naar 'fonograaf' en verbetert het concept. Voor constante speelsnelheid voegt hij een veermotor toe en er kan nu 4 minuten lang worden geluisterd. Helaas moest elke rol individueel opgenomen worden, wat massaproductie praktisch onmogelijk maakte. Ondertussen gingen de ontwikkelingen natuurlijk gewoon door. In 1887 patenteert Emile Berliner de 'Gramophone' en ontwikkelt daarbij de eerste grammofoonplaat⁴. De werking van dit apparaat was hetzelfde als van de fonograaf, met als uitzondering dat het nu horizontaal werd geschreven en gespeeld in plaats van verticaal. De grammofoon werd overgenomen door grotere producenten en is daarmee de eerste echte platenspeler. In 1895 werd hij dan ook geïntroduceerd op de markt.
Door het gebruik van de plaat, werd massaproductie van muziek ineens een stuk makkelijker. Berliner had dit door en startte zijn bedrijf 'The Gramophone Company'⁵. Door succesvolle marketing-methodes toe te passen groeide dit bedrijf uit tot een van de grootste platenmaatschappijen ooit.
¹Deze opnames waren helaas pas te beluisteren in 2008
²Een dictafoon bestaat uit een cilinder met stanniool folie eromheen. Er is een grote trechter om het geluid in op te nemen, met aan die trechter een naaldweergever. De naald krast groeven in het folie door trillingen die het ontvangt door de hoorn. Dit apparaat is ontworpen door Edison zelf.
³Deze was, ook wel de koningin der wassen genoemd, komt uit de bladeren van de carnaubapalm uit Brazilië en werd de vervanger van het paraffine/bijenwas mengsel dat eerst werd gebruikt voor dit doeleinde.
⁴De fonograaf speelde geluid af van een rol. Berliner's grammofoonplaat was echter een platte plaat met spiraalvormige groeven. Het op die manier graveren van een plaat wordt ook wel Berlinerschrift genoemd. De plaat werd eerst uit glas gemaakt, waarna hij gekopiëerd werd naar metaal en zo afgespeeld. Later ontdekt Beliner dat het handiger is een zinken plaat te gebruiken omhuld met was. Deze samenstelling maakte het veel effectiever om platen op te nemen en te produceren. Er is ook met materialen gewerkt zoals rubber, shellak en uiteindelijk vinyl.
⁵Berliner zorgde voor een aantal key-elementen om zijn bedrijf succesvol te maken. Zo liet hij artiesten hun nieuwe muziek op zijn platen persen om te verkopen en heeft hij in 1908 gekozen voor een duidelijk, herkenbaar logo: 'The Masters Voice'.
}}Gedurende de Eerste Wereldoorlog waren er al huishoudens met een grammofoonspeler. Toen deze echter voorbij was, werden er voor het eerst radio's op de markt gebracht die geschikt waren voor thuisgebruik. Dit kon een grote bedreiging betekenen voor de verkoop van platen in de consumentenmarkt. Gelukkig heeft de platenindustrie niet stilgezeten en door de komst van deze autotechniek, gingen de ontwikkelingen nog veel sneller. Vanaf 1925 is het dan ook mogelijk om platen elektronisch te gaan produceren. In 1928 is het dan zo ver. De eerste platenspelers met elektromotoren zijn verkrijgbaar voor alle consumenten. De motor drijft het plateau aan door een snaar in beweging te zetten. Deze platenspeler is erg vergelijkbaar als die wij vandaag de dag nog gebruiken om thuis 'een plaatje af te spelen'. Sommige bedrijven voegden een radio ontvanger toe aan hun model van de platenspeler om te zorgen dat de platenspeler niet helemaal zou worden vergeten.
De eerste langspeelplaat komt op de markt in 1931. Hij is nu nog mono en het plateau van de platenspeler draait exact 33 ⅓ rondes per minuut om hem af te spelen. Dit wordt uitgedrukt in RPM (rounds per minute). De LP is 12 inch breed. In 1948 kwam de 'single' op de markt. Deze draait 45 RPM en is 7 inch breed.
Een langspeelplaat (vinylplaat, afgekort lp) is een vinyl gemaakte grammofoonplaat met een diameter van 30 cm, die aan elke kant van de lp ruimte biedt voor maximaal 30 minuten muziek. LP staat afgekort voor long play. De meeste lp’s moeten op 33⅓ toeren per minuut worden afgespeeld. Andere formaten zijn singles en EP’s. Elke plaat heeft per zijde een doorlopende groef bestaande uit de inloop, daarna de opname en aan het eind de uitloop. De langspeelplaat werd in 1948 geïntroduceerd door Columbia Records. Rond 1990 verloren LP’s hun populariteit door de opkomst van CD.
Er wordt een variabele spoed gebruikt om zo veel mogelijk muziek op de plaat te krijgen. Variabele spoed is de verplaatsing van de naald per omwenteling. Bij het weergeven van hardere stukjes muziek liggen de groeven ruimer uit elkaar en bij zachte stukken liggen de groeven dichter bij elkaar. Hoe ruimer de spoed, hoe minder muziek er per kant opgenomen kan worden.
Tussen de nummers in is de groef wat groter om de gebruiker de gelegenheid te geven de naald halverwege de plaat te laten zakken. Het plaatoppervlak glimt daar wat meer en de pauze of overgang is gemakkelijk te herkennen met weinig risico voor groef beschadiging.
Sinds begin 2010 maakt de LP een come back door een heropleving van vinyl in de hiphop en dance-scenes. Ook de kwaliteit van het geluid van LP’s zou beter zijn dan andere muziekdragers zoals de CD. DJ’s gebruiken een LP als muziekinstrument om te scratchen en voor beat juggling. Ondertussen is er ook weer meer belangstelling voor genres als rock, pop, etc.. Meerdere bedrijven produceren nog steeds LP’s
In 1958 kwam er een vernieuwing in de ontwikkeling van de grammofoonplaat, namelijk stereo. De groef waarin de naald loopt, werd niet alleen horizontaal maar ook verticaal gemoduleerd. De naald beweegt vanaf dat moment niet alleen heen en weer maar ook op en neer. Omdat horizontale modulatie beter werkt en men geen van de stereo kanalen wilde bevoordelen werd er voor een mix gekozen: zowel linker als rechter kanaal moduleerden horizontaal én verticaal onder een hoek van 90 graden ten opzichte van elkaar. De som van beide signalen ligt nog steeds in het horizontale vlak, zodat een stereo plaat ook op mono apparatuur kan worden afgespeeld. Bij een mono platenspeler worden de verticale bewegingen van de naald genegeerd. De stereo plaat heeft iets smallere groeven dan de mono plaat waardoor er een smallere naald nodig is. Deze naald kan ook worden gebruikt bij een monoplaat. Een stereo plaat wordt vernield door het gebruik van een mono naald of een opnemer die geen verticale bewegingen toelaat.
Na 1958 steeg de verkoop in platenspelers explosief. In de jaren ‘60 en ‘70 kwamen de betaalbare platenspelers op de markt. Vanaf toen kon elk huishouden een platenspeler aanschaffen en geniet van het geluid van de lp.
De naald
De naald bevindt zich aan het einde van de naald drager. De oorspronkelijke platenspelers hadden een metalen naald. Deze grammofoons speelde platen met brede groeven op een snelheid van 78 toeren af. De uitslagen van deze naald werden mechanisch versterkt en hoorbaar gemaakt. Deze naald sleet snel en moest na elke plaatkant vervangen worden. Later werden de bewegingen van de naald elektronisch versterkt door een radio versterker. De naald druk werd veel minder hoog en de naald werd gemaakt van saffier of diamant. De naald van diamant gaat langer mee dan de naald van saffier aangezien diamant harder is. Het hele element werd vervangbaar. De vorm die de naaldtip heeft is mede bepalend door de aftast kwaliteit. Er zijn een aantal basistypen naaldtip vormen: de ronde of sferische naald tip, de elliptische naald tip en de vier facetten naaldtip, de Pramanik shape. De vorm waarin de diamant geslepen is bepaald de diepte in de groef en het contactoppervlakte met het vinyl. Elke naald heeft daarom een aanbevolen naalddruk en een bijbehorende anti-skating instelling( dwarskracht- of dwarsdrukcompensatie). Voor apparatuur van DJ’s bestaan speciale naalden waarmee gescratcht kan worden.
Elementen
Platenspelers na de Tweede Wereldoorlog waren uitgerust met keramische pick-up elementen, waarbij een naalddruk van 10-12 gram nodig was. Hoge slijtage van plaat en naald waren hierdoor het gevolg. De naalddruk kon veel lager worden na de ontwikkeling van het magneto-dynamische pick-up element, 2 - 2,5 gram.
In de jaren 70/80 werden er naast de magneto-dynamische elementen (Moving Magnet = MM) ook moving coil-elementen (MC) gebruikt. Hierbij zijn het de opnamen spoelen die rond een statische magneet bewegen. Deze elementen zijn top weergevers maar zeer duur. In de meeste gevallen levert een MC-element een veel kleiner signaal dan een MM-element (in orde van microvolt). Dat signaal moet voor versterkt worden tot een bruikbaar signaal voor de gewone phono-ingang van een audioversterker.
Versterking
Bij de oudste grammofoons werd het geluid mechanisch versterkt. Het geluid klonk uit een hoorn die soms in de kast was ingebouwd, met deurtjes ervoor om de geluidssterkte te kunnen regelen. Sinds de Tweede Wereldoorlog wordt het geluid elektronisch versterkt. De grammofoon wordt hierbij aangesloten op een versterker of radio. Aanvankelijk hadden deze grammofoons een keramisch of kristal element. Dit geeft een krachtig signaal af wat geschikt is voor de ingang van een versterker. Latere platenspelers hadden een elektrodynamisch element, dat kwalitatief beter is maar een zwakker signaal afgeeft. De versterker heeft hierdoor een aparte ingang nodig met een extra voorversterker voor de platenspeler. Tegenwoordig hebben veel versterkers geen aparte phono-ingang meer. De meeste moderne platenspelers hebben een ingebouwde voorversterker die het signaal versterkt naar lijnniveau.
Vorm van de arm
Een rechte arm met dezelfde afstand van zijn scharnierpunt tot naaldtip beschrijft exact dezelfde boog over de plaat als een gebogen arm. Alleen een langere arm (grotere straal van de draaicirkel) maakt de bocht “vlakker”. Aangezien een langere arm het hele toestel omvangrijker zou maken moet er voor de armlengte een compromis gemaakt worden. Een kleine afwijking is dus met een scharnierende arm onvermijdelijk, terwijl een volmaakt rechte baan beter zou zijn voor een constante aftasting van het linker en rechter geluidskanaal. Er bestaan platenspelers die deze onnauwkeurigheden minimaliseren door een rechte, korte arm te gebruiken. Deze arm verplaatst zich evenwijdig aan zichzelf over de rails. De arm is met een draaipunt bevestigd aan een slede. Zodra de arm ten opzichte van de slede draait, zorgt een motortje ervoor dat de slede verplaatst wordt. Dit heet een tangentiale arm.
Aandrijving
De aandrijving van het draaiplateau kan op twee manieren plaatsvinden: direct of indirect. Bij indirecte aandrijving vindt de aandrijving plaats met een snaar (belt-drive) vanaf de motor naar het draaiplateau. Het voordeel hiervan is een laag rumble-niveau dat kan worden veroorzaakt door de motor. Bij directe aandrijving (direct drive) is de motor verwerkt in het draaiplateau of op andere wijze direct mechanisch verbonden. Bij direct drive worden er hoge eisen gesteld in verband met het rumble-niveau. Het wisselen van de draaisnelheid en de pitch control van direct drive kan op mechanische of elektronische wijze gebeuren. Eventuele schommelingen in de draaisnelheid worden op elektronische wijze gecompenseerd.
Automatisch
Tot in de jaren 60 was het gebruikelijk om met de hand de opnemer op de plaat te zetten er af te halen. Bij een onhandige beweging bij het optillen en laten zakken van de arm konden er makkelijk krassen op de plaat komen. Tegenwoordig kan bijna elke moderne platenspeler automatisch de naald op de plaat zetten en aan het einde automatisch uitschakelen. Alle andere platenspelers hebben op zijn minst een armlift. Bij deze constructie wordt de arm rechtstandig op en neer bewogen bij het starten of stoppen van de plaat en als men de naald op een bepaalde plek wil zetten.
In 1943 lanceert Sir James Wilson Vincent Savile de eerste DeeJay dance party ter wereld. Hij speelde jazznummers af in de functiekamer van de Loyale Order of Ancient Shepperd’s in Ottey Engeland. 4 jaar later was hij de eerste DeeJay die gebruik maakte van een dubbele platenspeler en microfoon, tijdens het Grand Records Ball in het Guardbridge Hotel. Op deze manier zorgde hij voor ononderbroken muziek. Aan het eind van de jaren ’50 ontstond een nieuwe vorm van publieke entertainment. Dit kwam tot ontwikkeling in de ghetto’s van Kingston in Jamaica. Er werden grote party’s georganiseerd in de straten rondom de disc jockey’s, die “selector (de Jamaicaanse DJ)” genoemd werd. Deze DJ speelde dans muziek met een heel sterk ritme, “”toasting”. Toasting, Chatting of Deejaying is de kunst van het praten met rhythm of beat muziek.
In jaren 60 kwam er steeds meer gespecialeerd DJ materiaal op de merkt zoals Rudy Bozak’s eerste DJ mixers. Ook de direct-drive platenspelers werden steeds meer gebruikt door DJ’s zeker toen het “turntablism” ontstond. Turntablism is een techniek waarbij de dj zijn draaitafels als muziekinstrument gebruikt door met platen te scratchen, beat-juggling (het creëren van een nieuw ritme door de beats van twee verschillende platen af te wisselen) en andere technieken toe te passen. Dit ontstond in de hiphop scene in New York in de jaren 70. DJ Kool Herc is een van de pioniers van het gebruik van 2 platenspelers in de hiphop. Zo was hij ook de eerste DJ die de “breakbeat” gebruikte. Hier loopt hij dezelfde beat (bijv. de break op een discoplaat) door dezelfde plaat op twee platenspelers tegelijkertijd af te spelen en ze telkens omstebeurt precies op het goeie moment en op de goede que aan te zetten.
Auteurs: Rochelle Dietz, Marie de Koning & Silva Westera